Bij
traceringen
denken we aan rijke vormen, ranke
profielen,
veellobbige
openingen, al dan niet voorzien van
glas-in-lood.
Wanneer aan een
gotische
kerk heel weinig
natuursteen
voorkomt,
is de kans groot dat het de
venstertraceringen
zijn, die daaruit gehakt zijn.
Het materiaal leent er zich goed voor, ook al is de houdbaarheid toch beperkt gebleven.
Het aantal originele middeleeuwse traceringen is in Nederland zeer beperkt.
Voor relatief eenvoudige vormen werd ook wel baksteen gebruikt, maar de
verwering slaat daarbij nog eerder toe. Daarom moeten we de resterende voorbeelden
vooral binnen zoeken.
Een drielobbige
kaarsnis
is gemakkelijk te maken met twee
tootbakstenen.
Ze wordt alleen
bedreigd door oneerbiedige bouwvakkers.
Een grote
blindtracering
kan ook in baksteen de eeuwen doorstaan.
Maar de profielen van een venstertracering hebben meer te lijden, daarom is de
simpele
vorktracering
de meest voorkomende baksteentracering in kerkvensters.
De zijkant (de strek) van de
profielbaksteen
is daarbij in de
montants
en de banen voorzien van een
glassponning,
de koppen zijn afgeschuind.
Omdat in de tracering het glas gevat is, moet deze sterk genoeg zijn om de
krachten van weer en wind te doorstaan.
Daardoor zien we in veel gevallen een reconstructie.
Tekst: Jean Penders, 04-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders